TemplateAfbeelding

De unieke ontvankelijkheid van ons oer-orgaan het
gehoor voor de innerlijke en de uiterlijke boodschap 

Annunciatie

Foto: Tillman 2007 CC BY-SA 4.0

 

We zijn in de Marienkapelle van de Duitse stad Würzburg. In het noordelijke portaal gaat onze aandacht uit naar een tympaan waarop “De Verkondiging aan Maria” staat afgebeeld - ook wel de Annunciatie genoemd. Op een raadselachtige, reliëfachtige voorstelling zien we een slang die van de mond van de in de hemel tronende God de Vader naar het oor van Maria gaat. Op de slang, die aan het oor van de moeder Gods de gestalte van een duif aanneemt, glijdt het naakte, met een kruis gesierde Christuskind naar zijn moeders oor toe. Dat oor is omgeven door een duif. 

Het werk dateert uit de periode vlak voor 1400. De ongebruikelijke verbinding tussen de mond van God en het oor van Maria is geen uitvinding van de anonieme, laatmiddeleeuwse beeldhouwer. Integendeel, hij heeft in beeld gebracht wat in de vierde, vijfde eeuw vaste geloofsovertuiging was: de ontvangenis van de zoon Gods vond plaats door het oor van Maria waardoor haar maagdelijkheid intact bleef. Het is een heel andere invulling van het kerstgebeuren dan het traditionele verhaal dat nu in vrijwel de hele wereld in zwang is. De geboorte door het oor van Maria lijkt echter finaal weggevaagd uit het collectieve geheugen. Het is bijna in geen enkele bron meer terug te vinden. Op maar enkele plaatsen in Europa, zoals in Amiens en in Neder-Oostenrijk, vinden we er nog gehavende voorbeelden van.


Dit is des te opmerkelijker als we bedenken dat de christelijke feestdag van de Annunciatie – 25 maart, dat is negen maanden voor Kerstmis - een belangrijke is en symbool staat voor de overgang van het oude naar het nieuwe testament. De annunciatie viel zelfs eeuwenlang samen met het Florentijns nieuwjaar. De invoering van de gregoriaanse kalender maakte daaraan een eind. Tot op de dag van vandaag is het feest van de “Verkondiging aan Maria” in Florence nog steeds aanleiding voor een alternatieve, traditierijke “nieuwjaarsviering”, op 25 maart dus. De geboorte door het oor (lat. concepcio per aurem) was ook gemeengoed onder kunstenaars. Vroeg-Byzantijnse afbeeldingen getuigen daarvan evenals een groep Italiaanse schilderijen uit de dertiende eeuw alsook de indrukwekkende wandschilderingen in de kapel van de Egyptische necropolis van El – Bagawat (4 e en 5 e eeuw).


Onze belangstelling voor het onderwerp neemt alleen maar toe als we ontdekken dat de geboorte door het oor geen christelijk monopolie is maar universele trekken vertoont. In de oosterse legende van de Mongoolse heiland Chigemouni bij voorbeeld vernemen we dat hij de beeldschone Mahana, de meest volmaakte jonkvrouw op aarde, tot de zijne verkoos en haar bezwangerde door tijdens haar slaap in haar rechter oor te dringen. En Gustav Jung stelt in een van zijn werken dat de Mongoolse Buddha uit het oor van zijn moeder werd geboren.


Deze ogenschijnlijk merkwaardige, vergeten voorstelling van de ontvangenis van de geest, die in het Nederlands ook wel Maria Boodschap wordt genoemd, vraagt om nadere opheldering. We hebben hier onbetwist te maken met een symbolische uitdrukking van een verborgen waarheid en zeker niet met de letterlijke beschrijving van een feitelijk gebeuren.


Waarom weten we zo weinig van de geboorte door het oor en waarom is het verschijnsel vrijwel onzichtbaar in onze historische spirituele traditie? Waarom heeftde geboorte juist door het oor plaats?


Het antwoord op de eerste vraag zal niet verrassen. In de vijftiende eeuw werd de afbeelding door de heersende kerk veroordeeld omdat zij strijdig was met het dogma dat het woord Gods vlees geworden was uit het lichaam van een maagd. Men vreesde dat de geboorte door het oor de aandacht zou vestigen leer van de grootste gnosticus1 aller tijden, Valentinus (~100-160) en de kerkelijke gezagsdragers gaven daarom opdracht dat alle afbeeldingen vernietigd zouden worden. Volgens Valentinus had Christus zijn lichaam in volkomen gerijpte geestelijke gestalte op aarde gebracht en is Jezus voorbeeld en oerbeeld van ieder geestelijk mens. In een van zijn brieven merkt Valentinus hierover het volgende op: 

Jezus beheerste zich onder alle omstandigheden. Jezus verwerkelijkte zijn goddelijkheid, hij at en dronk op een bepaalde wijze zonder de spijs en drank weer af te scheiden. Zo groot was bij hem de kracht van de zelfbeheersing dat er geen spijsvertering in hem plaats vond. Want hij kende het verderf niet.


Volgens Valentinus is Jezus slechts met een schijnlichaam op aarde geweest. Die onder de vroege gnostici breed aangehangen opvatting wordt ook wel docetisme genoemd [gr. dokein=schijn].


Een God barende


Maria was voor Valentinus niet werkelijk moeder, maar alleen middel en doorvoerkanaal. De bogomielen en katharen zagen dat eeuwen later precies zo. Een bogomiel heeft geen moeder Gods nodig, hij of zij is zelf een theotokos, een God barende, terwijl hij / zij het Woord van God verkondigt. Bij bogomielen en katharen was de concepcio per aurem een belangrijk aspect van hun wereldbeeld omdat ze alles verwierpen dat “uit de lust des vlezes” voortkwam.


Hier raken we een kernpunt.


De veroordeling van de geboorte door het oor maakt schrijnend duidelijk hoe ernstig “het westelijke en het oostelijke christendom zijn gelovigen heeft misleid” om Christus krampachtig als mens weer te geven, hem te beperken tot de mens die Jezus – mogelijkerwijs - eens was. “Christus is geen mens, is geen geschrift, maar een verfijnde, subtiele essentie die zich spreidt in het menselijke wezen en die voor de planeet het licht der wereld is.”2 Die subtiele essentie maakt het mogelijk dat het hele universum de volmaakte uitdrukking kon worden van de goddelijke liefde.


Het gehoor als oer-orgaan


Conceptie door het oor van Maria staat model voor een diep spirituele christelijke waarheid: “Het geloof komt door het gehoor”, aldus Paulus. Maria is dikwijls afgebeeld als niet kijkend naar de engel maar alleen zijn stem horend. In geloof een woord van God horend, gelooft ze.


Het oor wordt ook wel het vrouwelijk deel van het hoofd genoemd. Het gehoor heeft een bewustheid die een maximum aan aandacht biedt bij een minimum aanvooropgezette bedoeling. Het oor zelf kan niets bereiken, niets vervaardigen, het kan geen kwaad doen, het oor kiest uit het gebodene. Als iets de horende niet aanstaatkan men zich afwenden. Oor en oer zijn begrippen die dicht bij elkaar liggen. Het gehoororgaan is ons oer-orgaan; het is het eerste zintuig dat in de foetus in werking treedt en als het stervensuur daar is, is het gehoor het laatste zintuig dat ons verlaat.

De Franse luistertherapeut annex keel- neus- en oorarts, Alfred Tomatis3 (1920-2001), geeft hiervan een illustratief voorbeeld. Een Franstalige moeder bezocht hem met haar dochter voor een ontwikkelingsstoornis. Toen haar dochtertje in de taalgevoelige leeftijd kwam, sprak ze enkel Engels en dat terwijl er in de opvoeding en in het gezin uitsluitend Frans tegen haar werd gesproken. Na een grondige zelfanalyse van de moeder bleek dat zij tijdens de eerste maanden van de zwangerschap intensief werkzaam was geweest als tolk .... in de Engelse taal. De sleutel voor het oplossen van de stoornis was gevonden!

Luisteren treedt dus al vroeg op tijdens de zwangerschap. De foetus hoort de stem van de moeder, er groeit vertrouwen dat wezens-een is met haar, vèr voordat er denken is. Dat vertrouwen dat wezens-een is, dat is de liefde.

Dan al wordt de mogelijkheid gecreëerd om later innerlijk te leren luisteren naar de “stem van de stilte” of naar “wat de geest ons verkondigt uit het nieuwe levensveld”. Daarvoor zijn geen raadselachtige afbeeldingen nodig. 
 

Hoe kunnen we het innerlijke horen en zien ontwikkelen? Wat is de levenshouding van
een mens die hiernaar streeft?
Tat stelt deze vraag aan Hermes: Wat voor een mens is dat, Vader?


Dat is een mens die weinig spreekt en aan weinig het oor leent. Want wie zijn tijd besteedt aan het houden en aanhoren van disputen vecht tegen schaduwen. Immers God, de Vader, het Goede, laat zich noch uitspreken, noch door het (gewone) gehoor vernemen.

Echter, ons innerlijk oor kunnen we pas ontwikkelen als we ook het uiterlijk horen in sociale zin vervolmaken. Horen is een unieke manier van waarneming, we “zagen” dit al eerder. Geluiden kunnen niet veranderd worden of weggeduwd. We kunnen onze ogen sluiten, onze neuzen dichtknijpen, ons terugtrekken van aanraking en weigeren te proeven. Maar onze oren kunnen we niet sluiten. Als “het oog is de lamp voor de voet” die zijn licht werpt op de voorwerpen die het ziet, is het oor als een vlies dat “betrommeld” wordt en als een schelp waarin de deining van de oceaan weerklinkt. Door geluid ervaren we afstand als nabijheid en de ander als nabij.


Luisteren is een proces waarin we de ander worden en de ander een deel van ons laten worden. Het ware luisteren zoekt zelfvergetenheid, geen zelfexpressie. In een dialoog van gelijkwaardige partners, is degene die luistert in de positie van de nederig ontvangende. Terwijl het woord weerklinkt, “hoort” het oor aan de ander, leent men het oor aan de ander. Voor dat korte moment geven we onze eigen identiteit op, waarna we terugkeren tot onszelf en aanvaarden dan wel verwerpen wat gezegd is.


Maar in dat vluchtige moment van zelfvervaging wordt er iets nieuws geboren!

 

1. Simone Pétrement, Le Dieu séparé les origines du gnosticisme, (Paris 1984,
698 pages)
2. Peter Huijs, Volmaakt Licht, Almere 2007, p. 80

3. A. Tomatis, Het bewuste oor, Katwijk 2006
 
Dick van Niekerk in Logon van 18 juni 2020

Wat is Gnosis?

DeKennisdesLichts


De vraag: “Wat is Gnosis?" is niet eenvoudig te beantwoorden, want al noemt professor Quispel de Gnosis een wereldgodsdienst, toch vinden wij bij de verschillende groeperingen die we onder de naam Gnosis samenvatten, verschillende opvattingen en accenten. Wel zijn er diverse hoofdgedachten aan te wijzen die in alle groeperingen met meerdere of mindere nadruk aangehangen worden.
Letterlijk is het woord “gnosis” Grieks voor “kennis". Deze kennis, deze gnosis moet de mens verlossen uit de onwetendheid, en hem daardoor tot God en zijn oorspronkelijke bestemming terugvoeren.

In het Hermetische traktaat X 15 komt de aard van deze “kennis” als volgt naar voren:
God is niet onkundig van de mens, maar Hij kent hem zeer goed en wil
gekend worden. Dit alleen is heilzaam (zaligmakend) voor de mens: de
kennis van God; het is de opstijging naar de Olympus.”

En bij de Naässenen: "De kennis van de eerste mens is het begin van het kunnen kennen van God; het begin van de volkomenheid is de kennis ven de mens en de kennis van God is de volmaakte volkomenheid.”

Tenslotte uit de Valentiaanse school: "Kennis is het antwoord op de vragen: wie wij waren, wat wij geworden zijn; waar wij waren, waar wij in geworpen zijn; waarheen wij ons spoeden, vanwaar wij bevrijd zijn; wat de geboorte is, wat de wedergeboorte.”


Hoofdgedachten van de gnosis zijn:

Eeuwigheid


1. De eigenlijke, volkomen, volmaakte God kan niet de Schepper ven deze onvolmaakte wereld en deze onvolkomen     mensheid zijn. De wereld der onvolkomenheid is een schepping van een onvolkomen God; de demiurg.
2. Het stoffelijke, datgene wat zich aan onze gewone zintuigen openbaart, is het onheilige, waaraan de mens krachtens zijn lichamelijkheid onderworpen is. Het stoffelijke lichaam is een schepping van de demiurg.
3. De mens heeft echter ook iets in zich van de hoogste, de volmaakte God, waardoor hij behouden kan worden. God, door de gnostici bij voorkeur Vader genoemd, heeft iets van Zijn eigen Goddelijke Geest, het Pneuma, in de mens gelegd. Deze Geest is in de mens als een “vonk", een "druppel" of een "zaad” aanwezig; een kiem die nog tot ontwikkeling gebracht moet worden. Door deze vonk is de mens één met God. De pneumatische kern was pre-existent; hij was voor de schepping in God aanwezig. De vonk stamt uit de Vader en zal ook weer tot de Vader terugkeren.
4. Ten derde heeft de mens nog een zielenwezen. De ziel kan gezien worden als middelaar tussen Geest en stof. De ziel is de sfeer van begeerten en strevingen. Hierin beleeft de mens iets van vrijheid en keuze. De momentele staat-van-zijn van de ziel is echter, dat zij gevangen ligt in de stof en in de stofgerichte begeerten, terwijl zij moet komen tot een heil-begeren.
5. Hoe kan de mens nu uitgered worden? Het goddelijke beginsel in hem, de pneumatische kern, verkeert, door de gebondenheid aan de materie, in een onbewuste toestand; het slaapt, is zijn oorsprong vergeten. De verlossing nu vangt hierin aan, dat de geestvonk zich zijn afkomst gaat herinneren; hij moet weer ontwaken. Ontwaken tot de “kennis” van het wezen der dingen. (Joh. 17: 3 :”Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.”) De gnostieke heilsweg is een proces van zelf-bewust-wording.
6. De ontwaakte geestvonk tracht nu tot en in de ziel te spreken; de ziel moet bevrijd worden uit haar stof-gebondenheid, zij moet komen tot het heilbegeren. Zo zal de mens een proces van transfiguratie dienen te ondergaan, waardoor hij geheel bevrijd zal worden uit de wereld der waan. De verloren zoon zal vernieuwd, verlost, en verrijkt met een schat aan ervaringen terug kunnen keren tot zijn Vader.
7. De val: De concrete verschijnselen zijn projecties van verschijnselen uit een "hogere" wereld.

Professor Quispel zegt het zo:”wat op aarde geschiedt, heeft een hemels prototype, een Prolog im Himmel.”
Zo staat boven de concrete mens de pre-existente oermens. In plaats van op te zien naar het Hogere keek deze oermens omlaag en zag zich weerspiegeld in de materie (Vergelijk Narcissus. die verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld en zich zo gevangen gaf in de materie, waar hij in zijn driften en begeerten zijn Hoge afkomst vergat.

In "Het Evangelie van de Pistis Sophia” heet het dat de Sophia: door God onvolledig geschapen was, opdat het zijn vervolmaking geleidelijk van de Vader ontvangen zou en het zich zou ontwikkelen tot een vrij, autonoom wezen, maar het maakte misbruik,van de vrijheid door eigenmachtig naar een volmaaktheid als die van de Vader zelf te grijpen en werd daarom in de materie neer gestoten.

8. Ook de Gnosis kent een Redder zoals de kerk. Bij de “christelijke” Gnosis is deze, natuurlijk, Christus geheten, terwijl hij bij de Mandeeërs Manda d 'Haije (Kennis van het Leven) genoemd wordt. Er is echter wel een belangrijk verschil tussen de Christus, zoals de kerk en de Christus, zoals de Gnosis die ziet. Is Christus voor de kerk voornamelijk de verlosser, die de mens van zijn zonden vrijmaakt. door deze zelf op zich te nemen, voor de Gnosis is Hij veeleer de boodschapper, van de Vader neergedaald om de mens het pad van verlossing te wijzen en voor te leven, om zijn pneumatische kern te wekken. Feitelijk ervaart de gnosticus ook geen verlossing van buiten af, maar hij heeft zichzelf in de verlosser, in Christus, geprojecteerd; er is een Christus in hem.
9. Gnostische geschriften houden zich vaak bezig met bespiegelingen over het wezen van de Vader. Maar in de Gnosis kan God niet omschreven worden; Hij is onnoembaar, daarom moet Hij beschreven worden in de dingen, die Hij niet is: God is onbegrensd, ondeelbaar, onlichamelijk, enz. Hij is “onbekende God”. Wel kan men veel vertellen over de eigenschappen Gods, maar deze zijn dan ook God zelf niet meer; het zijn emananaties van de Vader, die samen het pleroma, de gehele volheid Gods,vormen.
10. Op het einde der tijden zullen alle geestvonken weer tot de Vader terugkeren; “Het einde zal weer zijn zoals het begin geweest”. Het is echter niet zo, dat hier sprake zou zijn van een zinloze herhaling: de terugkerende geestvonken brengen een schat aan ervaring mee.
11. De eenheid is het volmaakte en veelheid is 'betrekkelijkheid; de delen begrenzen elkander immers wederzijds. Veelheid is een lagere graad van zijn. De Vader is de “Volstrekt Enkelvoudige”, Hij is mannelijk en vrouwelijk tegelijk en Hij schept door middel van Zijn Logos, het scheppende Woord. De zondeval is begonnen met de scheiding van het mannelijke en het vrouwelijke; met de schepping van de Eva uit de Adam, daarom zal mannelijke ook weer met het vrouwelijke verenigd moeten worden.
12. Afwijzing van de God van het oude Testament, die wordt vereenzelvigd met de demiurg, de schepper van deze onvolmaakte wereld. Deze God legt de mens de wet op, de wet der tien geboden. Voor de Gnosis is elke wet echter opgelegde dwang, waaraan hij moet ontkomen; het staan onder de wet is een teken van onvolmaaktheid. De gnosticus zoekt zijn individuele, innerlijke wet te volgen. Onder de demiurg staat een aantal wereldmachten, die de mens beheersen, de “archonten", die o.a. samenhangen met de twaalf tekens van de dierenriem en de zeven planeten. Zij zijn alle voortgekomen uit de gevallen Sophia. De eigenschappen van de Vader hebben zich ook geconcretiseerd in gepersonifieerde grootheden: De aeonen (ook wel krachten of deugden) b.v. “Stilte”, “Diepte”, “Inzicht” en "Rede".
13. J. van Rijckenborgh verstaat onder "Gnosis":
13a. De Adem Gods. Logos, de Bron aller dingen, zich openbarende in en als Geest, Liefde, Licht, Kracht en Universele Wijsheid.
13b.  De Universele Broederschap, als draagster en openbaring van het stralingsveld Christi.
13c. De levende Kennis die van en bij God is, en het deel wordt van hen, die, door Zielewedergeboorte de Lichtgeboorte Gods (de Pymandrische bewustzijnsstaat) zijn binnengegaan.

De “kennis” van de gnosis moet vooral niet eenzijdig intellectualistisch opgevat worden: het is het, door de suggesties van de geestvonk, met hoofd en hart verstaan van de goddelijke afkomst en bestemming en een zien van de weg, die daartoe bewandeld moet worden. Er is een eenheid van kennen en zijn. Kennen is er existentieel bij betrokken. Kennen houdt liefhebben en zelfovergave in zich besloten.
Ook dient opgemerkt te worden dat de leringen van de Gnosis over het algemeen van esoterische aard waren.Volgens Gnostici heeft de Bijbel meerdere “niveaus”: er staat niet alleen wat er staat, maar de letterlijke tekst bevat een hogere boodschap, die alleen door de ingewijde begrepen kan worden.
 

Vergeten, teruggevonden, en actueel

Eg NagHamadi map

 

Eeuwen lang is onder het grote publiek onbekend gebleven, dat er behalve de stroming van de reguliere christelijke kerken nog een andere grote stroom van het christendom bestaat namelijk de Gnosis.
Deze gnosis is geen afgerond verschijnsel, dat zich afspeelde rond de geboorte van Jezus,maar deze openbaart zich daarentegen nog op diverse manieren in de verdere loop van de geschiedenis, en leeft zelfs in het heden nog volop; hij openbaart zich in diverse personen en groeperingen. De grote belangstelling voor bijvoorbeeld kostbare uitgaven als “Het evangelie der Waarheid” van G. Quispel en H.c. Puech en “Koptisch-gnostische Schriften” van C. Schmidt-Till is niet voor niets.

Dikwijls zijn de wegen, waarlangs dat kenmerkende verschijnsel, dat wij aanduiden. met de naam “Gnosis”, zich door de geschiedenis verplaatste van de ene openbaring naar de volgende, of door de ruimte van de ene persoon of groepering naar de andere, voor ons niet te volgen: “Als de Waarheid, die op een bepaalde plaats en op een bepaalde tijd existeert, zich op een gegeven moment terugtrekt en zich wederom openbaart wanneer haar tijd gekomen is, onafhankelijk van stoffelijke overdrachts mogelijkheden"


Ook is het verschil met de officieel aanvaarde Christelijken kerk anders dan men veelal aanneemt. Vooral het Evangelie van Johannes is op meerdere punten bepaald gnostiek te noemen en, hoewel in mindere mate, het werk van Paulus eveneens. Zie bij voorbeeld de proloog van het Evangelie van Johannes, waarin zo de nadruk wordt gelegd op het “Woord”, het Woord, dat God was en waarin het leven was.
En in het evangelie van Johannes hoofdstuk 1, vers 5 "En het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.” en Joh. 1:10 “Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de
wereld heeft Hem niet gekend
.”
En de eerste brief aan de Corintiërs 15:40: “Er zijn hemelse lichamen en er zijn aardsche lichamen; maar ene andere is de heerlijkheid der hemelsche en ene andere der aardsche.”
Verder de verzen 44 en 45: “Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. Alzoo is er ook geschreven: De eerste mensch Adam is geworden tot ene levendeziel, de laatste Adem tot eenen levend makende Geest."

En tenslotte vers 50 t/m 56:"Doch dit zeg ik, broeders, dat vleesch en bloed het Koninkrijk Gods nietbeërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet. Ziet,ik zeg u eene verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden; Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen; en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen; en wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde, en de kracht der zonde is de wet.”

De invloed van de gnosis op het westerse leven is groter dan wij dikwijls menen. Voor een goed begrip van bij voorbeeld de ideeën en achtergronden van diverse grote persoonlijkheden, als Dante, Goethe, Jacob Boehme, Hegel, Teilhard de Chardin en Jung, is een kennis van de belangrijkste gedachten van de gnosis vrijwel onontbeerlijk.
 

Hoe komen we aan onze kennis omtrent de gnosis?

nag hammadi codices 2


Het merendeel van hetgeen wij weten omtrent de gnosis kwam tot voor kort van de grote bestrijders van de gnosis, zoals lrenaeus met zijn geschrift “Adversus Haereses”(Weerlegging van de ketterijen), Hippolytus en Epipanius, die bij hun bestrijding alle gnostieke boeken die zij tegen kwamen vernietigden.
 
Maar in onze tijd zijn geschriften gevonden, die rechtstreeks afkomstig zijn van de gnostici zelf. Belangrijk zijn hierbij vooral de vondsten bij Nag-Hammadi en het terugvinden van de boeken:"Het Evangelie van de Pistis Sophia" (waarvan Valentinus waarschijnlijk zelf de auteur is).

In het jaar 1948 verrasten de Franse geleerde Doresse, de toenmalige directeur van het Koptisch Museum te Cairo en de Parijse hoogleraar Puech de hele wereld met de publicatie van de eerste berichten over een goed bewaard gebleven handschrift in de Koptische taal. Het ging om een verzameling van dertien handschriften. Het geheel bestaat uit 49 boeken,waarvan het overgrote deel nog compleet aanwezig was.
De geschiedenis van de vondst van de papyri van Nag-Hammadi is gehuld in een waas van geheimzinnigheid; alle beschrijvingen van deze vondsten spreken over: "Het is waarschijnlijk .......". Niemand weet met stelligheid te
vertellen hoe dat is toegegaan. Dr. Zandee zei dat niets daaromtrent met zekerheid bekend is.
Over het algemeen is men van mening, dat het als volgt is toegegaan: In de rotsen van de Gebel et Tarif, bij Nag-Hammadi, dat op de andere oever van de Nijl ligt, 450 km ten zuiden van Caïro, bevinden zich de graven van de
plaatselijke gouverneurs van de farao. Beneden deze graven zijn kleinere uithollingen, die in latere tijd als begraafplaats gebruikt werden. De vergane inhoud hiervan wordt door de boeren als mest gebruikt. In 1945 or 1946
ontdekten deze boeren een aarden kruik met manuscripten. Het schijnt dat zij enkele bladzijden voor een vuurtje gebruikt hebben, maar de rest is in verschillende porties voor een luttel bedrag verkocht.
Langs allerlei omwegen belandden de codices in Caïro. Prof. Dr. G. Quispel slaagde er in de codex, die buiten Egypte geraakt was, op te sporen.In 1952 kon men tot de aankoop van dit handschrift overgaan door bemiddeling van de Zwitserse psychiater Jung, die grote belangstelling voor de Gnostiek heeft.Ter ere van de Zwitserse psychiater werd het handschrift de “Codex-Jung” genoemd.
Opvallend is het ontbreken van geschiedkundige werken en van handschriften van de Bijbelboeken. Er bevinden zich ook Hermetische tractaten onder, toegeschreven aan de Griekse God Hermes.
Het is vrijwel zeker, dat de handschriften uit het Grieks vertaald zijn. Zij moeten dus ouder zijn in oorsprong, dan de tijd waarin de vertalingen geschreven werden (vierde eeuw}. Dit blijkt b.v uit het “Apochryphon van Johannes” De kerkvader Irenaeus van Lyon maakt van dit werk gebruik voor zijn boek "Adversus Haereses”. Het oorspronkelijke boek moet dus bestaan hebben voor lrenaeus zijn "Weerlegging" schreef (l80 - 185 n. Chr.).
Met enige voorzichtigheid kunnen we stellen, dat die boeken voor de tweede helft van de derde eeuw geschreven moeten zijn. Volgens Doresse zijn er bij de verzameling ook nog bewerkte, voor-Christelijke geschriften.

In het jaar 1947 ontdekte een zekere Mohammed, een jonge herder, in West-Koenram, in Jordanië, terwijl hij op zoek was naar een verdwaald dier, hard geworden perkamenten rollen, gewikkeld in stukken stof', in waterkruiken,
helemaal aan flarden. Het. waren de eerste zeven: "Handschriften van de Dode Zee”
Men vindt in deze geschriften van Qumran de tegenstellingen tussen "licht en duisternis”, en “goed en kwaad” terug, waarvan in het Evangelie van Johannes voortdurend sprake is, evenals in de leer der gnostieken. Ook wordt er steeds in gesproken over "mensen ven goede wil” en “eenvoudigen van geest”, terwijl er ook een duidelijke overeenkomst is tussen het Laatste Avondmaal en het Messiaanse maal uit de handschriften.

Er is een hypothese dat de Joodse sekte der Essenen de schakel zou kunnen zijn tussen het O.T. en het N.T. Flavius Josephus vertelt:
De Essenen zijn van mening, dat het lichaam van de mens vergaat, maar dat zijn ziel onsterfelijk is. Deze ziel vindt zijn oorsprong in de zuiverste streken van de lucht, maar zij heeft zich in het lichaam van de mens opgesloten, als in een kerker. Wanneer zij na een lange slavernij deze banden van het lichaam heeft doorbroken, zal zij blij rondvliegen in de ruimte!
De overeenkomst tussen de getuigenis uit de oudheid van Flavius Josephus en die van de handschriften van Qumran hebben bij de specialisten de bijna unanieme mening doen ontstaan, dat deze handschriften de resten zijn van een grote bibliotheek der Essenen. De Essenen woonden dicht bij steden en dorpen, verspreid over heel Judea, maar hadden geen contact met hun landgenoten. Hun hoofdgebouw was gelegen aan de oevers van de Dode Zee. De meeste geleerden menen dat de ruïnes, die bij opgravingen bij Qumran ontdekt zijn, de overblijfselen vormen van dit hoofdgebouw.
De Essenen waren extreem vroom en zochten als trouwe lezers van hun Bijbel in iedere tekst een toepasselijke boodschap voor hun eigen tijd. Zij praktiseerden het doopsel en leefden in gemeenschap van goederen. Er was een hecht gemeenschapsleven: fonds voor de verzorging van zieken en bejaarden. Zij interpreteerden de natuurlijke verschijnselen als “tekenen” en waren zeer bekwaam in het voorspellen van de toekomst. Zij bezaten de macht om te genezen, omdat zij de eigenschappen van de geneeskundige planten goed kenden.

Het manuscript van het “Evangelie van de Pistis-Sophia" geraakte in het jaar 1785 in het bezit van het Brits Museum.
Het gaat om een aantal werken, die in het Koptisch genoteerd werden in de tweede helft van de vierde eeuw op perkament. Het handschrift is toegeschreven aan Valentinus. De boeken hebben de vorm van een Evangelie van het algemene gnostieke type. Ze bevatten geheime, esoterische onderwijzingen, die door de opgestane Christus aan zijn discipelen geopenbaard zijn, als antwoord op hun vragen; in gespreksvorm.
 
Het einde van de tweede inleiding van het eerste boek luidt als volgt:

"Toen zei Jezus, de Barmhartige, tegen hen: Verheugt u en juicht vanaf dit uur, want Ik ben gegaan naar de gebieden waaruit Ik gekomen was. Van nu af zal Ik openlijk met u spreken van het begin der Waarheid tot aan haar voleinding, en Ik zal met u spreken van aangezicht tot aangezicht, zonder gelijkenis. Van nu af aan zal Ik niets voor u verbergen van het mysterie van den Hoge en van het gebied der Waarheid. Want. Mij is door den Onuitsprekelijke en door het Eerste Mysterie van alle mysteriën gezag gegeven met u te spreken over het Begin tot de Voleinding, over alles,
zonder terughouding. Hoort. nu, opdat Ik alle dingen mededele.

In de nabetrachting van een uitgave van “Het Evangelie van de Heilige Twaalven" wordt gezegd:

"Dit Evangelie, dat duidelijk van Esseense oorsprong is, werd door de leden ven de Gemeenschap der Essenen naar een Boeddhistisch klooster in Tibet gebracht, waar het tot het eind van de vorige eeuw bewaard is gebleven om
het voor verminking te behoeden
.”

In grote lijnen volgt het de geschiedenis, zoals die in de Bijbelse Evangeliën beschreven wordt uitgebreid met de jeugd van Jezus, maar er zijn wel opvallende verschillen, die op een gnostieke afkomst wijzen: Zo is Jezus hier b.v. man en vrouw in één: “Jezus-maria, de Christus”.
Hoofdstuk 69 vers 5:
En een van de discipelen vroeg Hem: Hoe zal een mens het Koninkrijk binnengaan? En Hij antwoordde en zeide: Indien gij wat beneden is niet gelijk maakt aan dat wat boven is, en het linkse gelijk aan het rechtse, en wat achter is gelijk aan wat voor is, indien gij niet ingaat in het middelpunt en opgaat in de Geest, zult gij het Koninkrijk Gods niet binnengaan”.
is bijna letterlijk gelijk aan spreuk 21 uit het “Evangelie van Thomas” uit de codex-Jung:
"De discipelen zeiden tot Hem: "Zullen wij dan als kinderen ingaan in het Koninkrijk?” Jezus zeide tot hen: "Wanneer gij de twee een zult gemaakt hebben en gij het binnenste als het buitenste gemaakt hebt, en het buitenste als het binnenste, en het bovenste als het benedenste en wanneer gij het mannelijke met het vrouwelijke één, zodat het mannelijke niet mannelijk zal zijn en het vrouwelijke niet vrouwelijk, wanneer gij maakt ogen op de plaats van het oog en een hand op de plaats van een hand, een beeld op de plaats van een beeld, dan zult gij ingaan"·"

De proloog van Het Evangelie van de Heilige Twaalven is sterk verwant aan die van het "Evangelie van Johannes”:
“van der Eeuwen eeuwen bestaat de eeuwige gedachte, en de Gedachte is het Woord, en het Woord is de Daad, en deze drie zijn één in de eeuwige Wet, en de Wet is bij God en de wet komt uit God voórt. Alle dingen zijn door de Wet gemaakt en buiten haar is geen ding gemaakt, dat bestaat. In het Woord is het Leven en het Wezen der Substantie, het Vuur en het Licht. Liefde en Wijsheid zijn één voor het Heil van allen. En het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis verhult het niet. Het Woord is het ene levengevende Vuur, dat schijnt in de wereld en dat het vuur en het licht wordt van elke ziel, die in de wereld komt. Ik ben in de wereld en de wereld is in Mij, en de wereld beseft. het niet. Ik keer naar mijn eigen Huis en mijn vrienden ontvangen Mij niet. Zo velen echter ontvangen en gehoor geven, wordt het vermogen geschonken, zonen en dochteren Gods te worden, alsook degenen, die geloven in de Heilige Naam, die geboren zijn niet uit de drang van vlees en bloed, doch uit God. En het Woord is vlees geworden en woont
onder ons en wij zagen zijn Heerlijkheid vol Genade. Schouwt dan de Goedheid, de Waarheid en de schoonheid Gods!”
 
Uit een proefschrift voor de P.A.

Welke taak heeft de mensheid in de Aquariusperiode?


Velen vragen zich af hoe en wanneer de cultuur van het materialisme zal eindigen. Wat zal daarop volgen? Wat kan de mensheid nog doen, nu de oude weg meer en meer wordt afgesneden? Die weg waarop velen zich nog zo vol vreugde aan hun idealen konden wij den? Waarop zij aan een toekomst konden bouwen met het uitzicht op een steeds betere wereld. Waar kan een mens nu nog naar streven?


De ‘betere wereld’ is voor miljoenen een grote illusie geworden. Als individuen en als volkeren willen de mensen best met elkaar samenwerken, als de anderen zich maar naar hun inzichten voegen. Dankzij deze egocentrische houding is de wereld in een impasse geraakt. Overal klinkt de roep om een oplossing. En waar die zich niet direct aandient, tracht men deze met geweld te forceren. Ten koste van zo velen die het goed menen maar net zo in de knel zitten als hun belagers. Zij zien geen uit weg meer. Intussen groeien misdaad en het bederf en de mens wordt kei- en kei hard. Zij die nog altijd in een ‘hoger goed’ geloven, geraken in een noodtoestand. Hun cultuur wordt aangetast en vernietigd. Psychisch neigen zij naar een slaaptoestand waarin zij zich alleen nog maar richten op het dagelijkse bestaan en afleiding. Waar zal dat eindigen? Vooral voor de jongeren aan de grens van hun volwassenheid is het de hoogste tijd dat ze een antwoord met perspectief krijgen op hun levensvragen. Zij hebben er recht op duidelijk voor zich te zien waartoe zij geschapen zijn en welk een intens belangrijke tijd zij met de gehele mensheid zijn binnengegaan. De persoonlijkheid is opgebouwd uit vier aspecten: het stoffelijke lichaam, het etherische of levenslichaam, het begeerte of gevoelslichaam en het mentale lichaam. Tijdens de groei van de jonge mens komen deze vier lichamen van de persoonlijkheid tot ontwikkeling. Eerst onder directe hoede van de ouders, met behulp van scholen en door omgang met andere kin deren. Daarna moet de jonge mens de praktijk van het maatschappelijke leven in teneinde verdere ervaringen op te doen. In diverse kosmologische beschouwingen wordt gezegd dat elk lichaam ongeveer zeven jaren nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen. In de eerste periode leeft een kind nog direct uit de astrale- en ethersfeer van de ouders. Daarna komt het etherlichaam tot ontwikkeling onder de hoede van de ouders. Aan het begin van de puberteit — zo omstreeks het veer tiende jaar — wordt de opgroeiende jonge mens verbonden met het eigen astrale zelf en het karmische verleden. Tenslotte voegt zich daarbij het verstandelijke- of denkvermogen. Men zegt dan dat een mens zo ongeveer op zijn 28ste jaar vol wassen is; dat de persoonlijkheid dan vol komen gevormd is.

Graalstraal


Geen onbezorgde jeugd


Door de nieuwe kosmische condities waaronder de mensheid nu is geplaatst, zijn die perioden van zeven jaren echter aanzienlijk verkort. Verder zijn er miljoenen kinderen die helemaal niet zo’n onbezorgde en gekoesterde jeugd beleven als in het ideale voorbeeld wordt gesteld. Te vroeg naar school, crèches, scheidingen, kinderarbeid. Ook het zogenoemde ‘moderne onderwijs’ pleegt een geweldige aanslag op de vermogens van het jonge kind. Zij worden gekneed en verwrongen om in het keurslijf van de maatschappij te passen. Zonder rekening te houden met hun werkelijke vermogens worden zij te vroeg van de ouderlijke zorg losgemaakt. Uit de levenspraktijk van de moderne mens blijkt dat het huidige verstand een vervorming is van het zuivere, door de Schepper bedoelde denkvermogen waar mee de mens zelfstandig zou moeten den ken en scheppen. Dankzij zijn animale verstand waant de mens zich verheven boven het dier, maar menig dier gedraagt zich verstandiger dan de mens. Zoals het verstand nu wordt gebruikt, leidt het tot kristallisatie, materialisatie en vaak ook tot onbeschrijflijke wreedheid.


Persoonlijkheid completeren

microkosmos


Volgens de Universele Leer was het denkvermogen bedoeld om de persoonlijkheid completeren, zodat zij zich werkelijk zou kunnen verheffen boven het dierenrijk. Het zou moeten dienen om de ware levensopdracht te herkennen en uit te voeren. Hoe luidt die opdracht? In de heilige boeken van talloze culturen staat beschreven dat de mens werd geschapen ‘naar Gods beeld en gelijkenis’. Die bood schap zit zo diep verankerd in het wezen van de mens dat zij zelfs nu — na zovele duizenden jaren — voor miljoenen nog al tijd de drijfveer is van hun handelen. Maar ieder heeft wel een eigen opvatting over het doel van zijn bestaan en tracht daarnaar te leven. Het is een onbetwistbaar feit dat de mens een overblijfsel van zijn oorsprong met zich meedraagt. Alle wijsheidsleraren hebben
daarover gesproken en hun leerlingen de weg gewezen waarop dat overblijfsel kan worden vrijgemaakt. Het goddelijke zaad is de kiem van de goddelijke eigenschappen die in de mens gestalte moeten krijgen. Ook daarover zijn de heilige boeken zeer duidelijk. Zoals het zaad van een boom alle eigenschappen van de boom bezit, zo heeft ook de mens — als zaad van God — alle goddelijke vermogens ontvangen. Hij moet ze echter wel tot openbaring voeren. Daartoe werd hij gevormd tot een viervoudige persoonlijkheid, in overeenstemming met de verschillende
ontwikkelingsvelden van de oorspronkelijke aarde. Maar ergens in het verre verleden werd de menselijke levensgolf meegesleurd in een verkeerde reactie op dit scheppingsplan. De mensheid wilde de goddelijke wet niet volgen en ging haar eigen onvolgroeide eigenschappen achterna. Daar mee schiep zij de gebrekkige realiteit waarin zij thans moet leven. Haar begeerte bracht haar ertoe het nog embryonale denkvermogen ondergeschikt te maken aan eigenbelang. In plaats van middelpunt vliedend, dienstbaar aan het Al, werden de krachten die vergaard konden worden, middelpuntzoekend aangewend om het eigen wezen te verheerlijken. Catastrofe! De afdwalende mensheid ontzegde zichzelf de toegang tot het paradijselijke wordingsveld en een nieuw openbaringsveld moest worden gevormd om de afglijdende mensheid terug te voeren naar haar doel. Het aardse mineralenrijk, plantenrijk, dierenrijk en mensenrijk dienen om de dolende microkosmoi (de oorspronkelijke mensheid) te helpen bij het vormen van een persoonlijkheid. Deze moet ervaringen opdoen om tot het inzicht te geraken dat er een weg-terug is die kan worden
gegaan. De mens bezit echter een vrije wil. Zou dat niet zo zijn, dan zou hij nooit tot zeifverwerkelijking kunnen komen. Een Godenzoon is een zelfscheppend wezen dat nooit gedwongen kan worden om aan het Godsplan mee te werken. Dat moet hij vrijwillig doen. Hij moet eerst het doel leren zien om het te kunnen nastreven. Dat doel is het ware denkvermogen te ontwikkelen. Want alleen met dit vermogen kan de mens scheppen en bouwen in overeenstemming met het Godsplan. Wie nadenkt over de machtsverhoudingen in de wereld, ziet dat strijd met anderen geen blijvende oplossing biedt. Al leen de strijd in het eigen zelf kan het lot veranderen. De strijd tegen het alles over heersende en alles vermalende ik. Want het ik lijkt helaas niet anders dan chaos te kunnen creëren en dat kan toch niet het doel van de mens zijn! Hoewel de Aquariusperiode grote nieuwe mogelijkheden aan de mensheid zal brengen, zal zij daar van alleen gebruik kunnen maken als zij haar eigenbelang durft opgeven. Ieder moet in zichzelf naar de wortel van zijn levensproblemen zoeken en de uitkomsten daarvan niet afwentelen op anderen, maar zelf neutraliseren. Verandering komt dus niet te zijner tijd, maar moet nu, op dit moment worden aangebracht door allen die moegestreden zijn. Wie zich niet losmaakt van alles wat hem aan het aardse leven bindt, komt geen steek verder. Nu niet, na de dood ook niet.

Kans op herstel nu groter dan ooit

Hemelschip


Nog nooit zijn de mogelijkheden tot bevrijding zo groot geweest als nu. De mysterie-aanzichten van Uranus, Neptunus en Pluto stuwen de mensheid via verbreking van het oude naar herstel en vernieuwing. Logisch dat er op die invloeden twee reacties mogelijk zijn: meegaan in het proces van innerlijke vrijmaking en vernieuwing, of vasthouden aan de ontoereikende kwaliteiten van het ik. Zo zal in de Aquarius-era een nieuw type mens opstaan. De kristallisatie wordt verbroken, en het bewustzijn van de mens krijgt een kans naar een hoger, bevrijdend vlak over te gaan. Met inlevering van alles wat daarin niet past. Deze verplaatsing van het bewustzijn hangt samen met het proces van ontstoffelijking dat reeds is ingezet. Ontstoffelijking wil hier zeggen dat de dichtheid van de materie geringer zal worden. En dat betekent weer dat er een scheiding zal optreden in levensgebieden. Wat zich niet kan vrijmaken van de dichtste materie, blijft daarin bestaan. Wat zich wel kan vrijmaken, kan een hogere trap van ontwikkeling betreden. Door de weg van transfiguratie te gaan — dat wil zeggen: door het proces van innerlijke alchemische omzetting te volgen —, zal een nieuwe mens ontstaan. Een geheel ander ademhalingsstelsel zal zich ontwikkelen waardoor de vernieuwende krachten direct en bewust kunnen worden ingeademd via hart en hoofd. Een geheel nieuw bewustzijn zal de plaats innemen van het oude bewustzijn dat alleen driedimensionaal kan waarnemen. De Nieuwe Mens beschikt over een vernieuwd lichaam, een onsterfelijke ziel en de kroon van de Geest Gods.

 

Bron: Pentagram

Op 5 oktober 2021 verscheen een boek van Arnold Stevelink waarin hij verslag doet van de inwijdingsweg die hij binnen de School van het Gouden Rozenkruis gaat. Van jongs af aan heeft hij een grote belangstelling voor alles wat te maken heeft met gevoelens, gedachten, interacties tussen mensen, de werkelijkheid en de beleving daarvan. Daarom koos hij destijds voor een studie psychologie. Maar hij is van geboorte, zo kunnen we gerust zeggen, ook een zoeker naar waarheid en wijsheid. Nog tijdens zijn studie ontdekte hij het gnostiek-christelijke gedachtegoed van de rozenkruisers. In het boek ‘De dertiende. Overwegingen op een gnostieke ervaringsreis’ beschrijft Arnold wat hij op zijn weg ontdekte en meemaakte, wat hem inspireerde en deed volhouden.

INLEIDING

Wie schrijft dit boek

Dit was ongeveer de eerste vraag die Hannie, de uitgever van dit boek, me stelde na het lezen van de eerste versie. Hoewel ik ergens in de diepte wel proefde dat dit een essentiële vraag was, heb ik daar toen niet eens een antwoord op gegeven. Zoiets heeft even tijd nodig. Er zijn meerdere personen in mezelf. Er zijn veel symbolische verhalen over meerdere personen in een mens en daarvan herken ik veel van mezelf in het veranderingsproces waar dit boek over gaat.

God is liefde. God is onvoorwaardelijke liefde. Dit is wel het belangrijkste dat ik van binnenuit heb ervaren. Het maakt me blij en doet me geloven in een toekomst, die ik toch beleef in een nu. Dat vervult me met hoop. Dat het toch zo mag zijn. Maar er is ook een spanningsveld: de spanning tussen mijn innerlijke ervaringen van liefde, vrijheid en eenheid en van alles wat dat niet is, nog niet is, zowel in mezelf als in de wereld om me heen.

In dit boek neem ik je mee op een reis, mijn ervaringsreis. Ik heb geworsteld met de volgende vragen: Ik voel, ik geloof, ik hoop dat het waar is: die roep, die verwachting van de liefde, de onvoorwaardelijke liefde. Maar hoe en waar? Vervolgens heb ik antwoorden ervaren die ik je graag zou willen laten meebeleven. Dit boek heb ik geschreven als introspectie, dus vanuit eigen duiding van eigen ervaringen. Ervaringen als mens, als psycholoog en vooral ook als leerling van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis, het Lectorium Rosicrucianum.

 

Ik heb erg veel aan de literatuur en de vooral ook aan de innerlijke kracht van deze geestesschool. De literatuur is ook verbonden met die kracht. Neem nou bijvoorbeeld De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis (CRC). Dat is een symbolisch verhaal, een reis in zeven dagen. Die reis van CRC kan ook mijn reis zijn, en jouw reis. Iedereen is op deze reis zijn of haar eigen ervaringsdeskundige.

Je vindt in dit boek een verzameling van mijn ervaringen en overwegingen, bedoeld als dialoog met allen die dit proces van binnenuit herkennen. Ik zal in dit boek de volgende vragen bespreken:

  • Wat zijn de ervaringen, belevingen tijdens het proces dat we ook kunnen aanduiden als het gnostiek-christelijk inwijdingsmysterie?
  • Wat is de relatie met psychologie?
  • Hoe kunnen we omgaan met eventuele psychische klachten, zoals angst en depressie?
  • Wat is de werking van het bewustzijn en het onderbewustzijn en hoe kan deze veranderen?
  • Wat kan de onlangs gevonden tekst van het Judas-evangelie ons leren met betrekking tot het inwijdingsverhaal?
  • Wat is de relatie tussen onze bewustzijnsstaat en de werkelijkheid; wat is oorzaak en wat is gevolg?
  • Wat is de diepere oorzaak van alle lijden en het onrecht dat mensen elkaar kunnen aandoen, en welke verantwoordelijkheid kunnen wij nemen?

Als ervaring zou ik het proces willen samenvatten als: het ontwaken in liefde.

 

1 HOE HET BEGON

Om dit verhaal helder neer te zetten, begin ik met mijn ervaringen als negentienjarige student scheikunde. Ik zat te blokken op een stuk wiskunde, dat ging over meerdimensionale werkelijkheden. Daar kon ik me sowieso geen voorstelling van maken, maar ik moest daar toch op de een of ander manier mee weten te dealen.

Op een gegeven moment werd ik overvallen door paniek. Die kwam zomaar uit de lucht vallen; ik had zoiets nooit eerder ervaren. Het werd ook: paniek voor de paniek. Het ging als het ware rondzingen. Er zat ook geen begrenzing op. Ik stond ermee op en werd ermee wakker. Slaap was een welkome onderbreking. En ik piekerde me suf: hoe kom ik hier vanaf. Intuïtief geloofde ik niet in de pillen die de huisarts me aanbood. Ook niet in ‘psychoanalyse’. Ik zag het al voor me. Iemand die vriendelijk knikt, me meewarig aankijkt en een diagnose stelt: ‘Je hebt een stoornis.’ Nee, daar kom ik dan niet meer uit, dacht ik. Ik móest dit zelf oplossen.

Op dat moment was ik een echte atheïst, je zou bijna kunnen zeggen: anti-God, voortkomend uit een toch wat negatieve puberteitsfase. De jaren ervoor had ik alles wat los en vast zat gelezen met betrekking tot parapsychologie, occultisme en vooral ook veel sciencefiction. Waarom? Eigenlijk was het een poging om uit de ‘gewone alledaagse werkelijkheid’ te breken. Het was ook best donker en negatief, niet zo aangepast. Ik ben niet zo trots op deze periode, maar ik had wel iets opgeroepen in mijzelf wat tot deze climax van paniek leidde.

Ik kan het niet laten even tussendoor iets over sciencefiction en fantasy te zeggen. Achteraf gezien, door mijn ervaringen, blijkt de werkelijk- heid vele malen fantastischer en wonderlijker dan veel ‘fantasie’ kan bedenken. Een schrijver kan nooit iets buiten zijn of haar eigen werkelijkheid bedenken. Dat zie je aan ‘goedkope’ sciencefiction. Gewoon een soort cowboyverhalen, maar dan met ruimteschepen. Er is natuurlijk ook betere lectuur, met een diepere achtergrond. Een voorbeeld hiervan is het onlangs bij De Morgenster verschenen boek over de reeks Harry Potterboeken: De alchemie van J.K. Rowling.

Terug naar die ervaringen als negentienjarige, die paniek. Het was nu wel duidelijk dat piekeren niet hielp en zicht op een oplossing had ik ook niet. Ik moest het ook existentieel oplossen van mijzelf. Niet alleen: hoe kom ‘ík’ nu van deze angst af, maar veel breder: wat is dit hier, wie ben ik? Wat betekent deze werkelijkheid? Ik moest het filosofisch, theologisch of hoe je dit ook maar noemen wilt, oplossen. Fundamenteel oplossen, het moest wel de bodem raken.

En toen gebeurde er iets anders. Er kwam iets naar boven uit een heel andere levensfase. Ik moet een jaar of zes, zeven geweest zijn. Toen had ik vanbinnen, in mezelf, af en toe intense ervaringen van geluk, liefde en verbondenheid. Daar zweefde ik in weg. Het was in mij, van mij. Maar ook ver weg van het kind dat ik uiterlijk was.

Na de basisschool ben ik naar een missie-internaat geweest, waarschijnlijk toch vanwege een zekere mystieke drang en opdracht. Daar kwam ik dus een paar jaar later totaal atheïstisch vandaan. In de puberteitsfase daarna was het licht volledig weg. Maar die herinnering aan licht, uit die vroegere levensfase, kwam nu terug. En alleen dat al! Een heel ander gevoel. Voor mijn gevoel was het een diep soort verlangen, dat heel langzaam naar mij toe kwam kruipen. Dat was toch wel een bijzondere ervaring. Terwijl dat piekeren en dat rondzingen in gedachten helemaal niets uitrichtte, ontstond er als het ware een metamorfose in mijn gevoelswereld. Wat eerst een donker, angstig ik-bewustzijn was, veranderde in bijna extatisch geluk en liefde.

Het ging natuurlijk wel wat op en neer; het was een proces, ook met allerlei denken tussendoor, om het weer een plaats te geven. Maar na ongeveer een half jaar: een heel ander zelf. Dit interpreteerde ik als een, laten we zeggen, mystieke ervaring: God is liefde. Dit had niets van doen met iets kerkelijks. Nee, het was innerlijke ervaring. Wel had ik het gevoel dat dat innerlijke wel uiterlijk verbonden zou moeten zijn met een fundamentele wetmatigheid, bijvoorbeeld met wat de Bijbel bedoelde en wat anderen schreven over mystieke ervaringen.

Het piekeren, het rationeel-verstandelijke denken, had ik onmiddellijk een duidelijke plaats gegeven. In dat denken en gepieker lag de oplossing niet; het was hooguit een hulpmiddel. Ik was niet alleen mijn denken, maar vooral ook gevoel, bewustzijn. En in de diepte van dat bewustzijn was liefde. Ik had mezelf niet gemaakt en herkende nu een bron waaruit ik voortkwam. Ik noemde het maar God. Ik had een innerlijke verbondenheid met God. Fantastisch, deze ervaring.

Maar wat nu, hoe ging het verder? Scheikunde had ik nu wel gezien. Even pauze, een half jaartje freewheelen, wat me op dat moment wel goed uitkwam, ook om wat tot rust te komen. Gelukkig had ik goede vrienden die ook gestopt waren met studeren. Maar ja, ik moest wel weer wat gaan doen. Ik moest ergens mijn geld mee verdienen, een plekje zoeken in de maatschappij. Daarna ben ik psychologie gaan studeren, maar mijn innerlijke ervaringen kon ik daar niet goed in kwijt. Het was theorie, die aanvoelde als verstandelijk, rationeel. Ik proefde de liefde niet.

Waar wel? Waar kon ik mensen vinden die dezelfde ervaringen hadden als ik? Niet in de kerk, dat was wel duidelijk. Daar noemen ze het geloof, iets wat je niet zeker weet maar vermoedt dat het waar is. En dan zou je ineens een ander mens zijn, en dan ook eeuwig leven, anders niet. Kom zeg. Mijn geloof was dat in ieder geval niet.

Iets oosters dan. Meditatie. Heb ik ook gedaan, samen met mijn vrouw, in een zoektocht. Stil zitten op een soort krukje. De houding was heel belangrijk; je rug moest vooral erg recht staan. En dan wachten. Nee, dat was raar. Hoe kan nou je lichaamshouding bepalen wat je van binnen voelt? Ik vond juist dat je innerlijke gesteldheid bepalend was voor wat er plaatsvindt, niet een lichaamshouding. Voor mijn gevoel was de benadering langs de uiterlijke lijn, het lichaam, een soort forceren. Daar moest je voorzichtig mee zijn. En ik vroeg mij af: met welke krachten werk ik? Dat is bepalend.

Zo heb ik allerlei ervaringen opgedaan. Later zou ik beseffen dat Indiase yoga een veel bredere betekenis heeft. Er zijn allerlei vormen en niveaus van yoga. Bhakti yoga bijvoorbeeld: liefdevolle toewijding aan God. Daar gaat dit boek ook over. En adembeheersing: het beheersen van de volkomen adem. Welke energie ademen we in en ademen we uit? Hoe bewust zijn we ons daarvan? Catharose de Petri spreekt hierover in Het levende woord in het hoofdstuk: Het dagelijks wandelen met God:  ‘Als de mens namelijk de ingeademde Godskrachten door middel van zijn bloedsbaan op de juiste wijze zou kunnen laten doorwerken, dan zou er van hem een liefdevol gericht denken, een zuiver willen, een gerechtigheidsvol handelen uitgaan.’

Dit kunnen we niet zomaar met ‘ademhalingsoefeningen’ bereiken. Dit zou een heel ander resultaat geven. Het gaat om onze intentie.

In die tijd werd ik getroffen door het woord ‘gnosis’, ik denk bij een tv-cursus, Teleac heette dat toen. Gnosis doelt op ‘zeker weten’. Dat snijdt hout. Niet zoiets slaps als ‘geloof’. Maar, welke mensen doen dat, wie kennen dat, wie zijn dat? Waar was gnosis te vinden? Zo kwam ik uiteindelijk terecht bij de School van het Rozenkruis. Volgde wat lezingen, las de boeken, samen met mijn vrouw en mijn broer. Sloot me aan. Wel voorzichtig, zelf toch ook eerst ‘zeker weten’. Zelfautoriteit is voor mij nog steeds fundamenteel, evenals eigen ervaring. Daarnaast maakte ik braaf mijn studie psychologie af. Ik heb ook werk gevonden binnen deze sector. Niet als psychotherapeut; ik voelde me niet voldoende ‘vrij’ in psychotherapie-opleidingen.

Ik had misschien wel een soort allergie voor opleiders die mij, mijn gedrag en gevoel interpreteerden en beoordeelden. Je moest je voegen in hun theorie en interpretatie. En o wee als je je daar niet schuldbewust in voegde! Als je het ergens niet mee eens was en bijvoorbeeld boos werd, dan zeiden ze: ‘Ja, zie je wel dat je weerstand hebt?’ Mijn stellingname: je kunt niet iemands hulpverlener of coach zijn en tegelijkertijd beoordelaar. Na een cursus video-interactiebegeleiding hebben we dit ook letterlijk zo afgesproken met collega’s. Ik wilde me ook niet voegen in een of andere theorie, waar zo’n opleiding dan helemaal van uitgaat. Want dat was niet helemaal mijn verhaal, daar kon ik mijn innerlijke ervaringen niet in kwijt.

In de volgende hoofdstukken zal ik proberen mijn inzichten en ervaringen te verwoorden over de mens die ik ben en over het ‘gnostieke’ proces zoals ik dat beleef. Het is hoe het zich aan mij voordoet. Je kunt de hoofdstukken gewoon door elkaar lezen. Als je bijvoorbeeld een hoofdstuk ‘te technisch’ vindt, sla je dat gewoon over.

2 TRANSFIGURISTISCHE PSYCHOLOGIE

Deze verhandeling over transfiguristische psychologie kan de toets der wetenschappelijke verantwoording niet doorstaan. Zie het als een soort aanvulling op de ‘gewone’ psychologie.

We kennen de psychologie voornamelijk als wetenschap waarin we op allerlei manieren pogen inzicht te krijgen in de zieleroerselen van de mens als individu en als groep. Psychologie betekent letterlijk: het woord van de ziel. Binnen de beoefening van wetenschap zoals die de laatste paar honderd jaar in de westerse cultuur in zwang is geraakt, gaat het vooral om objectiveerbaarheid en bewijsbaarheid. Dit komt voornamelijk voort uit het natuurwetenschappelijk denken, dat het verstandelijke denken het primaat geeft en het aanmerkt als verlengstuk van de zintuigen. Het verstand probeert de werkelijkheid zoals die zich aan onze zintuigen voordoet, te begrijpen. Alleen wat we zien en horen, en wat we via dit zien en horen begrijpen, beschouwen we binnen dit denken als waar.

Natuurlijk houdt deze stellingname een zekere beperking in. Als een idee, stelling of hypothese niet bewezen kan worden door bijvoorbeeld experimenten, is het in de ogen van de wetenschapper geen waarheid. Veel belangrijke onderwerpen heeft de (westerse) psychologie dan ook uit het oog verloren en/of buiten beschouwing gelaten. We kunnen hierbij wel opmerken dat de filosofie zich ten opzichte van de psychologie wel meer bezighoudt met onderwerpen zoals ziel en bewustzijn.

In de tijd dat ik psychologie studeerde, lag de nadruk erg op de wetenschappelijke verantwoording. Zoals al gezegd, kon ik mijn ervaringen er niet goed in kwijt. In een later stadium, tijdens het schrijven van dit boek, heb ik een nieuwe term bedacht: transfiguristische psychologie. Er moeten meer mogelijkheden zijn om de veranderingen te beschrijven die ik binnen het gnosticisme had ontdekt. Transfigurisme doelt op fundamentele verandering, verandering van bewustzijn, wezens- verandering. Dit valt voor mijn gevoel volstrekt buiten de ‘normale psychologie’, die vaak heel goed de ik-mens, de persoonlijkheid kan beschrijven, maar niet zoiets als transfigurisme. Dit hele boek kun je zien als een verhandeling over transfiguristische psychologie.

Het belangrijkste in beleving is eigenlijk dat ik in de psychologie en de wetenschap ‘liefde’ niet proefde. Het proefde als koud, technisch, en dat terwijl ik de ervaring had en ernaar verlangde dat deze liefde de bodem van de werkelijkheid was en moest zijn. We kunnen transfiguristische psychologie wel toetsen aan verhandelingen uit het verleden met betrekking tot dit onderwerp. Duizenden jaren geleden zijn er al verhandelingen op schrift gesteld over vergelijkbare ervaringen. We noemen die verhandelingen binnen de geestesschool: ‘gnostieke geschriften’. Denk hierbij aan geschriften van Hermes Trismegistus (Egypte), de Boeddha, Lao Zi en de gnostieke evangeliën die in 1945 in het plaatsje Nag Hammadi, Egypte, zijn teruggevonden. Gnosis betekent letterlijk ‘kennis’, maar geen zintuiglijke kennis doch kennis die rechtstreeks op ons bewustzijn rust, innerlijke kennis dus. Juist omdat deze kennis verbonden is met ons diepste innerlijke gevoel en verlangen, noemen we haar ook wel de kennis van het hart.

Er is ‘wetenschappelijke psychologie’ – kennis over de ik-mens of persoonlijkheid – en transfiguristische psychologie. De eerste gaat uit van zintuiglijke waarneming en begrip, de tweede van andere ervaringen, voortkomend uit innerlijke kennis, gnosis. Natuurlijk heb ik ook allerlei innerlijke ervaringen bij uiterlijke gebeurtenissen. Het valt ook niet mee om die twee soorten kennis van elkaar te onderscheiden. De kern van gnostiek inzicht is dat er in mijn bewustzijn twee stemmen spreken: een afgescheiden ik en een heel andere stem, een raakpunt met de eenheid, met het goddelijke.

Bewustzijn is niet hetzelfde als ik-bewustzijn; dat hoop ik met dit boek ook te verduidelijken. Ervaringswetenschap houdt in dat je haar alleen kunt toetsen aan je eigen ervaring. Dit hele boek is voor mij een weergave van mijn ervaringswetenschap. Iedereen doet aan ervaringswetenschap. Iedereen heeft op de een of andere manier een beeld van zichzelf en van de wereld. Iedereen is dus ook een soort ‘psycholoog’, psycholoog van zichzelf. Jij dus ook. Het gaat om jouw relatie met jezelf, met je omgeving, je medemens en met de kosmos. Daar ben je louter en alleen zelf bij en je maakt je eigen keuzes. Het gaat me hier niet om een theorie die wel of niet interessant is en die je vervolgens wel of niet voor waar houdt. Dat zou pure speculatie zijn, overgenomen kennis met het verstand, tweedehands kennis, die, zoals je misschien al hebt ondervonden, erg betrekkelijk is. Bij eigen, werkelijke levensvragen of problemen laat deze kennis je vaak met lege handen staan.

Woorden vormen een zeer gebrekkig communicatiemiddel. Sinds de Babylonische spraakverwarring kun je je vaak voelen als een eenmansbootje van bewustzijn, varend op een oceaan die je niet kunt overzien, met alleen eigen gedachten en gevoelens. Je voelt vaak ook geen bodem onder je voeten. Dat is niet altijd prettig en kan zelfs beangstigend zijn. Toch moet je het daarmee doen, met je eigen ervaringen, bewustzijn, gedachten en gevoelens. Ikzelf heb de grond van mijn ‘ik’ leren ervaren als drijfzand en gnosis als de liefdeaanraking in mijn hart, als grond onder mijn voeten. Een directe verbinding met de bron, met God. Psychologie als wetenschap is overigens ook weer iets heel anders dan de praktijk, verbonden met je werk, met praktische hulpverlening in mensenwerk. Hier heb je allerlei stromingen in, minder wetenschappelijk verantwoord allemaal, vaak meer verbonden met levensbeschouwing. ‘Positieve psychologie’ zal bijvoorbeeld begrippen als geloof, hoop, veerkracht heel serieus nemen.

In mijn werk als psycholoog heb ik nooit de vraag gehad of het wetenschappelijk verantwoord is wat ik zeg of wat ik doe. Daar gebruik ik van alles naar eigen inzicht. Ik werk voornamelijk op basisscholen met ouders, kinderen en leerkrachten en welke inzichten ik daarbij gebruik en waar die vandaan komen, kan ik echt niet meer nagaan. Daar hoef ik me gelukkig ook nooit voor te verantwoorden. Voor mijn gevoel doe ik het vooral met mijn gewone, gezonde boerenverstand. Gelukkig ben ik een boerenzoon.

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf
Inleiding

  1. Hoe het begon
  2. Transfiguristische psychologie
  3. Wie of wat ben ik?
  4. Lichtverlangen
  5. Herkenning van God in mijzelf
  6. Non-dualiteit en de gnostieke mogelijkheid
  7. De overwinning op het kwaad
  8. Geluk
  9. Bevrijd van angst en depressie
  10. De strijd tegen het onderbewuste
  11. Slingerbeweging
  12. Slapen en wakker zijn
  13. De kritische Johannes
  14. Het evangelie van Judas
  15. Van de gnosis voel je niets
  16. De boom van het leven
  17. Egypte
  18. Uit elkaar spattend heelal
  19. En geen God die iets doet
  20. Symmetrisch gedrag
  21. Bewustzijn en werkelijkheid
  22. Zien wij onze dierbaren terug?
  23. Het offer van de liefde

Dankwoord
Bibliografie

 

uit "Spirituele teksten"
 

Een toespraak van Z.W. Leene, in 1935 gehouden in de Tempel van het Rozenkruis te Haarlem.

Zwier Willem Leene

Z.W. Leene, een van de stichters van het Lectorium Rosicrucianum


Elke worsteling heeft twee kanten. Zoals de mens oprijst uit de duistere moederschoot en doorbreekt naar het licht, zo rijst de mensheid uit de natuur van de aarde op en wordt geroepen tot het Licht. Er is een natuurlijke mens en een geestelijke mens. Zwarte raadsels omstrengelen ons en binden ons, lichtende oplossingen verhelderen ons bewustzijn en bevrijden ons.

yin yang


In deze wereld staan negatief en positief, vrouwelijk en mannelijk tegenover elkaar. En zuurdesem vormt de revolutionaire kracht die ons tot die tweeheid voert. Zuurdesem veroorzaakt een door bederf gistend proces dat een omwenteling teweegbrengt en de ene explosie na de andere veroorzaakt. De uitwerking van dit gistingsproces is verwoestend en verbrekend. Een ontaarding is het gevolg. Maar er is ook de zuurdesem die het gehele deeg doortrekt en het brood tenslotte verteerbaar maakt. Daarom kent de werking van de zuurdesem twee kanten: een kwade en een goede. Enerzijds wordt een beeld van zedelijke ontaarding en afwijkende en verderfelijke levensrichtingen zichtbaar, anderzijds ontstaat een beeld van volhardende, doordringende werkzaamheid. Zo werkt in onze tijd de zuurdesem van Aquarius. Aquarius is de era van verruiming, vrijheid en verlichting. Welk een geestdrift kan er van dit woord ‘Aquarius’ uitgaan voor wie de ware betekenis van deze klank kent! Veel mensen,vooral zij die zich richten op de spirituele kant van het leven, hebben hun gedachten gericht op het doel van Aquarius: een lang gesteld en gekoesterd ideaal. Niemand ontkomt aan de invloed van Aquarius. Net als de zuurdesem het brood doortrekt,werkt de stralingskracht van Aquarius door de mensheid heen. Zij kan voor hen die zich openen voor de positieve werkingen een zegen zijn, zodat zij volharden in verbreking en doorbreken tot het waarachtige geestelijke beleven. Zij die negatief staan tegenover deze werkzaamheid en onbewust reageren op deze kosmische invloed, ondergaan de Aquariuskracht als verderfelijk, vernietigend en ontaardend. Zij voelen zich aangegrepen door een macht die geliefde waarden uit de handen slaat. En zij worden besprongen door vrees. Er zijn mensen die menen dat Aquarius de zozeer begeerde hoge vlucht van de beschaving zal brengen: de hele wereld zal kennismaken met haar cultuur en haar zegeningen. En inderdaad zien wij dat in onze dagen gebeuren. Maar niet alle volkeren ondergaan die kennismaking met de moderne cultuur en de zogenaamde christelijke religie als een zegen! De ware Aquariusstraling kan echter niet anders dan blijdschap betekenen. Zij welt op uit het Christushart.


Aquarius en Christus

Flower


Juist omdat de mens niet kan begrijpen en soms zelfs weigert te begrijpen hoe Aquarius, de kosmos, zich verenigd heeft met de Christus, zijn en worden over de hele wereld intense domheden gezegd en begaan! Het diepe geheim van Christus wordt nog steeds niet door de mensheid begrepen.

Dit geheim vinden we compact weergegeven in de Rozenkruisersformule:

“Uit God zijn wij geboren: ex Deo nascimur;
in Jezus sterven wij: in Jesu morimur;
door de Heilige Geest worden wij wedergeboren: per spiritum sanctum reviviscimus.


Wanneer wij, zoekers naar de geest, met een laatste snik ondergaan naar de natuur, sterven in de eenzaamheid van het terugtredende ik, komt de ziel in aanraking met de geest en wordt zij herboren in Christus. Dat is het geheim! Om de werking van Aquarius te verstaan, moeten wij de werking van de heilige drie-eenheid kennen: natuur-Christus-Geest. Begrijpen wij deze werking niet en bepalen wij ons alleen bij de natuur, dan voert de zuurdesem van Aquarius ons naar het verderf en gaan wij zodanig onder dat wij niet in de Heilige Geest wedergeboren worden.


Aquarius en de keuze


Het symbool van Aquarius herkennen wij in de Man met de waterkruik, die de discipelen “op aanwijzing van Jezus Christus“ aantroffen aan de poort. “Volgt de waterdrager”, zo zei Hij, “tot in het huis dat hij binnentreedt. Volgt de weg die het levende water afbakent in de ondergaande wereld en u zult de “maaltijd des Heren” gereed vinden. Wie de waterdrager volgt, zal geroepen worden tot het volbrengen van de via dolorosa. En zij die deze waterdrager willen zien als de leider, als een zuurdesem die hen opbreekt ten goede, zij zullen discipelen zijn. En Uranus, die heerst over de elektriciteit en de etherkracht, voegt het lichtend en verwarmend vuur toe aan de stromen van levend water. Als wij geestelijk zijn,voegen wij hoofd en hart tezamen. Het water des levens stroomt uit ons hart naar het heilige vuur in ons denken en dan worden wij nieuwe mensen, die waarlijk nieuwe ontdekkingen, vreemde ontdekkingen doen en wonderbaarlijke geheimen ontsluieren. De massamens brengen deze beide Stromen tot decadentie, tot ontdekkingen die in negatieve zin vernietigen en verbreken. Uit zulke negatieve reacties komen onder andere vernietigende oorlogswerktuigen voort, die een alles verbrandend vuur over de mensheid uitstorten. Afgestemd op de drievoudige draagkracht van de eenheid Gods wordt de mens echter geleid tot verbreking van zijn innerlijke bewustzijnsgrenzen en tot verwijding van zijn spirituele horizonten. Deze tijd is uitermate geschikt voor ontplooiing van het occultisme, hetgeen ook blijkt uit de toenemende belangstelling voor de magische middeleeuwse geheimen en die van de natuurvolkeren. Aquarius brengt waarlijk iets nieuws, hetzij goed, hetzij kwaad. Als de drievoudige zuurdesem van onze kosmos, zo werkt Aquarius in op geheel de mensheid en stuwt haar naar hetgeen zij worden moet. Het uiteindelijke resultaat zal bewijzen of de materie deze zuurdesem heeft kunnen verdragen of niet.


Aquarius en de innerlijke ervaring

God, Kosmos, Mens


Nu kan het zijn dat een mens slechts uit abnormale en primitieve nieuwsgierigheid verlangt naar kennismaking met het hiernamaals, opstaat en interessant gaat praten over dingen die hij absoluut niet begrijpen kan! Wel voelt hij zich dan eveneens aangegrepen door de Aquariusinvloed en hij meent dan dat hij nu een geestelijke mens is geworden. Wat een waan! De Aquarius zuurdesem heeft zijn werk in hem gedaan en zijn wezen omgewoeld met een revolterende kracht. In hem vinden dan de explosies plaats in de vorm van een reeks ondervindingen. Hij wordt, of hij wil of niet, voortgedreven langs de weg van innerlijke ervaring. Zouden wij het altruïsme dat Uranus ons voorhoudt, kunnen beleven zonder het “in Jesu morimur" te doorstaan? Niemand kan de zodiakale invloeden negeren. Niemand dan hij, die volledig wil ondergaan in Jezus Christus om daarna op te staan in de Heilige Geest. Voor hem gaat een nieuwe wereld open! En wie van ons, pratend en gesticulerend over vrijheid en over grensverbreking en altruïsme heeft zo’n proces reeds voltooid? Het christendom van de Gnosis is een kracht Gods. Geen leerstelling. Daarom zegt de rozenkruiser in navolging van zijn symbolische voorganger Christiaan Rozenkruis: “Jesu mihi omnia “ Jezus is mij alles! Allen die menen het zonder Christus, als kracht en als waarachtige redder, te kunnen stellen en die dus niet in hem ondergaan, zullen worden opgebroken door Aquarius en zij vallen toe aan het materialisme van de natuur. Het is begrijpelijk dat de natuurlijke mens in angst en beven tracht te ontkomen aan de revolutionaire en aangrijpende kracht van de Christus. Slechts wie moed en inzicht genoeg bezitten om te kunnen ondergaan naar de natuur, zij zullen het werkelijke christendom kunnen beleven. In deze tijd zal het christendom zijn ware gezicht tonen. Het zal zijn uiterlijke wade afwerpen en tonen of daaronder zich gnosis, de kennis Gods, bevindt die de mens voert naar de waarheid van de drievoudige magische formule: “Ex Deo nascimur, in Jesu morimur, per spiritum sanctum reviviscimus. “Uit God geboren” door de wil. “In Jezus ondergegaan“ door de wijsheid. “Door de Heilige Geest wedergeboren“ in werkzaamheid. Dat is de drievoudige opgave voor de gnostieke christen. En allen die deze drievoudige belevenis doormaken, zullen worden tot de herboren wijze die spreekt: “Jesu mihi omnia”.

Overgenomen uit Pentagram Jaargang: 2007 nummer: 3