De heer van de wouden heeft
bezit genomen van zijn koninkrijk
Verneem nu van een geweldige daad,
want ik wil je grote dingen leren!
Hoe de koning uitstijgt boven heel zijn volk;
en verneem wat de edele heer der wouden zegt:
‘Ik heb mijn vijanden overwonnen,
ik heb de giftige draak vertrapt,
ik ben een grote en glorierijke koning op aarde.
Niemand is groter dan ik,
onder alle levende wezens,
kind ofwel van een kunstenaar of van de natuur,
ik vermag alles wat de mens kan wensen;
ik geef macht en blijvende gezondheid,
ook goud, zilver, en edelstenen,
en het panacee voor grote en kleine ziekten.
Eerst was ik van onedele geboorte,
totdat ik op een hoge plaats werd gesteld.
Deze verheven top te bereiken
werd mij gegeven door God en de natuur.
Zo werd ik uit het laagste het hoogste,
en gesteld op deze glorierijke troon.
En vanwege mijn koninklijke soevereiniteit
noemt Hermes me wel de heer van de wouden.
Het afronden van dit deel van het werk wordt gesymboliseerd door de Koning, de ‘Heer van de Wouden’, die bezit genomen heeft van zijn troon. Zijn voeten rusten op de draak, een vis dient hem tot armsteun, de trap naar zijn kubieke, kubusvormige troon bestaat uit zeven treden die de metalen vertegenwoordigen. Het proces is gegaan van het zwarte stadium naar het witte, over de zeven kleuren van de Pauwenstaart, de ‘Cauda Pavonis’. Deze stadia zijn genomen, het ‘Kleine Werk’ is volbracht, de kubieke witte steen is gevormd. De koning is de centrale figuur in het schema. Op gelijke hoogte bevinden zich de twee afbeeldingen met vogels die het element lucht vertegen woordigen.
Wat daarna volgt is het ‘Grote Werk’ aan de ‘Rode Steen’. Het kleine werk is het werk van een individu aan zichzelf, de
microkosmos. Het Grote Werk aan de Rode Steen is het werken aan een groter verband met de macrokosmos, of met de ‘hogere cosmoi’. Het ontstijgen aan het element aarde leidt tot het element lucht, voorgesteld door gevleugelde wezens in twee volgende afbeeldingen (11 en 12).