De Vader verzwelgt de zoon
‘O Zoon, tijdens uw afwezigheid was ik als dood,
en was ik in groot levensgevaar gekomen.
Nu gij aanwezig zijt herleef ik,
want het is uw terugkeer die mij vreugde brengt.’
Toen de Zoon waarlijk
het huis van de vader was binnengetreden,
greep de Vader hem bij zijn handen,
en met buitenmatige vreugde verzwolg hij hem
door zijn eigen mond.
Vervolgens zweette de Vader buitenmatig.
De Vader roept de zoon weer tot zich. De intensiteit van het ultieme moment kan niet te lang duren, anders sterft het
fysieke lichaam. Het lichaam roept zijn ‘levensgeesten’ weer tot zich. De vader slokt zijn zoon helemaal op. Men ziet hier een vaak terugkerend thema: het buitenbeentje, dat een ongeoorloofde daad heeft verricht, wordt terug in de ‘schoot van het oude bestel’ opgeslokt en herboren in een gedaante die een vruchtbare en aanvaardbare synthese vormt. Men zou de oude koning ook kunnen opvatten als de oude traditie die uitgeleefd en onvruchtbaar is geworden. De zoon van de koning ontrukt zich aan de beknelling daarvan en gaat nieuwe ervaringen opdoen. Daarbij overtreedt hij strenge taboes. Daarna keert de ‘verloren zoon’ weer terug ‘in de schoot’ van zijn vader. Hij keert in de oude traditie terug, maar hernieuwt ze nu van binnenuit, zodat ze weer vruchtbaar wordt en verdergezet kan worden. Zo wordt een synthese bereikt. Want om een traditie verder te zetten moet men ze, paradoxaal genoeg, telkens weer injecteren en doen opleven vanuit een volkomen nieuwe invalshoek. Al het materiaal waarmee men zou kunnen werken zit immers in de ‘schoot’ van de traditie vervat.