Toespraak van Mevrouw Wies Kuiper is voorzitter van de Theosofische Vereniging Nederland.
Mevrouw Wies Kuiper is voorzitter van de Theosofische Vereniging Nederland. Met de theosofie begon in 1875 het grote, nieuwe spirituele ontwaken uit het dieptepunt van de materie. Daarom is deze dag tegelijk een hommage aan de vrouw, die deze beweging stichtte: Helena Petrovna Blavatsky.
Zij volgde daarmee de aanwijzing op van haar leermeester – en wij citeren: ‘M. geeft opdracht om een Vereniging te stichten – een geheim genootschap zoals de loge van Rozenkruisers. Hij heeft beloofd me te helpen.’
In 1875 is de Theosofische Vereniging gesticht om ‘kennis te verzamelen en te verspreiden van de wetten die het universum leiden’ en een kern te vormen van ‘de algemene broederschap der mensheid’. De vereniging is gesticht in de Verenigde Staten, maar de hoofdvestiging verhuisde al spoedig naar India, waar Helena Petrovna Blavatsky-von Hahn ( 1831-1891), meestal kort aangeduid als HPB, al meerdere jaren had doorgebracht in boeddhistische kloosters. Daar deed zij diepe esoterische kennis op uit oude Indiase geschriften als de Veda’s, de Oepanishaden, de Bhagavad Gita en de verschillende yogatradities. Zij was eveneens goed op de hoogte van de Egyptische, Griekse en Romeinse scholen en inwijdingswegen. Zij refereert regelmatig aan werken van Plato, Aristoteles, Ammonius Saccas, Plotinus, Valentinus, Basilius, als ook aan Europese schrijvers van de 19de eeuw. HPB verwoordde deze kennis in Isis ontsluierd, De Geheime Leer, De Sleutel tot Theosofie en vooral het kleinood De Stem van de Stilte. Zoals HPB voor de inhoudelijkheid van de Vereniging zorgde, was Henri Steel Olcott vanaf het begin de man die de Vereniging organisatorisch leidde. In de Theosofische Vereniging ontmoeten Oost en West elkaar en wordt de mensheid geïnspireerd om te zoeken naar waarheid. Waarheid in jezelf en buiten jezelf. Dit zoeken is ook het zoeken naar de stem van de stilte, waarin de roep van het Wereldhart doorklinkt. de schepping tot volmaaktheid voeren pentagram 5/2009 De titel van dit symposion – Geroepen door het Wereldhart – geeft al aan dat we het vandaag over iets bijzonders gaan hebben, iets mystieken misschien wel. Het gedicht dat in de aankondiging is opgenomen staat daar niet voor niets, naar mijn idee is het bedoeld om de sfeer van dit symposion al vanaf het begin te actualiseren. Toch is het niet voor iedereen meteen duidelijk wat er met ‘het Wereldhart’ bedoeld wordt, en… weet ik het in alle diepte, eigenlijk zelf wel? Hoe weet je dat je geroepen wordt als je niet weet dat het er is? Als je haar taal niet verstaat? Ja, ik maak het Wereldhart maar even vrouwelijk en spreek over ‘haar’, terwijl het eigenlijk androgyn is of dat zou het in mijn beleving moeten zijn. Een plaats waar de tegendelen worden opgeheven, waar de dualiteit tot een eenheid wordt. In het gnostisch evangelie van Philippus, waarvan een deel duidelijk Valentiniaans is en andere delen weer meer lijken te stoelen op de oude Hindoefilosofie, wordt dit zo prachtig omschreven in de symboliek van het Bruidsvertrek, het symbool van de bruiloft tussen de lagere en de hogere natuur van de mens, of wel tussen zijn lager en hoger Zelf. En wat kan de theosofie-bijdrage tot een beter begrip van wat in deze titel bedoeld wordt en meer nog, wat kan de theosofische filosofie bijdragen aan het leren, horen en verstaan van die roep? Want dit is voor ieder van ons, als sprekers op dit symposion, de opdracht. Wat kunnen wij bieden aan de mensheid? In de media wordt wel steeds gesproken over een ecologische crisis, en men wil daar vanuit menselijk gezichtspunt van alles aan doen; evenwel het is belangrijk te beseffen dat wij vanuit de geestkern van de aarde, van de wereld, misschien zelfs vanuit de kosmische gedachte, zouden moeten werken. Maar, en dat is het heikele punt: Hoe weten wij, hoe kennen wij die gedachte? Het zou toch een eerste vereiste moeten zijn dat we zouden luisteren naar wat de patiënt, de aarde, als levend entiteit, vanuit haar diepe geestelijke kern ons hierover kan leren. Theosofen zijn gravers, zoekers naar Waarheid, waarmee bedoeld wordt de geestelijke of goddelijke kern der dingen. En we weten daardoor dat er eigenlijk maar één patroon is voor al het bestaande, van het allerkleinste tot hele sterrenstelsels, en ook wij, mensen zijn naar dit patroon gevormd. Daarom is het het eenvoudigste om eerst bij de mens te beginnen en trachten te achterhalen, te weten te komen, wie of wat de mens in essentie is. Dan ken je het patroon en kun je de lijnen leggen die nodig zijn om die verbinding tot stand te brengen. Dat lijkt wel heel technisch, maar ook hier geldt de oude hermetische wet: Zo boven zo beneden, zo binnen zo buiten. Een chirurg moet ook weten hoe het zenuwstelsel in elkaar zit en waar hij wel of niet verbindingen kan maken, opdat het geheel weer functioneert. Goed, wie of wat is de mens? In de meeste godsdiensten is men gewend aan het gezegde dat de mens een ziel en een geest heeft. In de theosofie zegt men, dat de mens geest is en hij heeft een ziel en hij heeft ook een lichaam. Het mensbeeld in de theosofie is zevenvoudig. Dat lijkt ingewikkeld, maar het maakt het gemakkelijker te begrijpen wie die mens is, en om te weten te komen waarom die roep van het wereldhart niet luid en duidelijk weerklinkt. de schepping tot volmaaktheid voeren Laten wij het patroon van de mens, wat hetzelfde is als het patroon van de gehele schepping, nu eerst eens bekijken. De mens heeft een stoffelijk of fysiek lichaam. Dat fysieke lichaam zit hier in de zaal op een stoel, hij heeft een etherisch of levenslichaam, een astraal lichaam of lichaam van gevoelens en emoties. Een mentaal lichaam, dat kan denken en dat zorgt dat het ‘hebben’ in deze wereld goed voor elkaar komt. Dat gericht is op de wensen van het fysieke lichaam maar zeker ook op die van het gevoels- of emotielichaam. In dit deel van het mens zijn stopt de mens de meeste energie. Of liever gezegd, dit deel van de mens vraagt de meeste energie, de meeste aandacht. Meer dan negentig procent van alle tijd die een mens heeft, stopt hij in dat deel van het mens zijn. Nu is er aan dat mentale lichaam ook nog een andere kant. Een kant die gericht is op de innerlijke kern. Op het zijn. Tussen die twee delen van het mentale lichamen zit een soort scheidslijn, een soort vlies. Die beide kanten van dat mentale lichaam lijken elkaar niet te verstaan, daar zit als het ware een los contact. Vervolgens heeft de mens een ‘boeddhisch’ lichaam of het lichaam van intuïtie, waarbij je tenslotte komt bij de kern zelf, het ‘atomisch’ lichaam. Via het boeddisch lichaam is de mens één met alle levende wezens, via het atomisch lichaam is hij één met het leven zelf. Je zou je kunnen voorstellen dat we met het wereldhart het hoogste kosmische principe bedoelen, en via de kern van de mens, via zijn atomische principe is de mens daarmee verbonden, en kan als zodanig natuurlijk die roep horen en verstaan, want er is een directe lijn van het wereldhart naar het mensenhart, maar dan wel naar de hoogste gebieden daarvan. Nu wordt die roep door de blokkade, die zoals ik al aangaf in het denkvermogen ligt, vaak gestoord, of verstoord, zodat de ware boodschap niet overkomt. Soms ook wordt dit benoemd als het verschil tussen het weten met het hoofd of met het hart. Er zit zoveel ‘ruis’op het kanaal dat je een goed filter nodig hebt om die stem te voorschijn te halen. En… zijn we eigenlijk niet zó druk met al die dingen die het dagelijkse leven vormen, dat we, als er al soms iets doorkomt, dit snel met ‘nu even niet’ wegduwen? We zijn niet gauw bereid om er erg veel energie in te steken, zodat we er toch iets van zouden vernemen. Terwijl we als het bijvoorbeeld de uitslagen van de eredivisie betreft bij wijze van spreken ons hoofd haast in de luidspreker zouden steken! Toch is het het denken dat de richting aangeeft waar onze belangstelling naar uitgaat. Is het aardgericht, naar de materie of is het gericht naar de geest, naar het mysterie? Het is het denkvermogen dat de wissel op het spoor moet omzetten, de mens zelf die de innerlijke schakel tussen het lager en het hoger bewustzijn moet omzetten. De roep van het Wereldhart zit op een hoge frequentie, die moet als het ware getransformeerd worden naar een lagere frequentie, voordat het menselijk oor het kan vernemen. Op de hogere gebieden is er geen probleem, en er is ook wel een innerlijke schakel mogelijk tussen die beide gebieden, in het Sanskriet het antahkarana genoemd. Het is, op het niveau waarop wij nu leven, altijd goed als iets een naam heeft, dat het benoemd kan worden. Zeker op een dag als vandaag, want dit is het kernbegrip van deze dag. Waar het nu om gaat is, hoe maken we in ons zelf de lijn open, zodat we in contact met het Wereldhart kunnen komen. In ‘De Stem van de Stilte’, het eerste fragment uit het Boek der Gulden Voorschriften, vertaald en van aantekeningen voorzien door mevrouw H.P. Blavatsky, een van de basisboeken van de theosofische Vereniging, is de eerste regel: ‘Hij die zou willen horen en verstaan de stem van Nada, ’t geluidloze geluid, hij moet de aard van Dharana begrijpen.’ Dharana is de diepe en volkomen concentratie van het denken op een innerlijk begrip, en tegelijk een volkomen afkeren van de uiterlijke wereld. Voordat je innerlijk oor kan horen en verstaan moet je je volkomen afwenden van de uiterlijke pentagram 5/2009 wereld. Dat klinkt allemaal heel mooi, maar hoe doe je dat? Als je het probeert, blijkt de mens een soort duikelaartje te zijn, als je even de spanning er afhaalt schiet hij weet terug in zijn oude stand. Iedere groep die hier vertegenwoordigd is, biedt hiervoor zijn eigen werkwijze. De werkwijze die de Theosofie aanbiedt is: studie, meditatie en werk. Dat lijkt eenvoudig, studiemogelijkheden zijn er in overvloed in de Theosofie, hele evolutieschema’s om maar iets te noemen, of de diepzinnige werken van wetenschappers en denkers van Plato, Plotinus en van Valentinus, tot Hermes of de schrijvers van de oude Veda’s; de Bhagavad Gita en de Oepanishaden. In onze doelstellingen staat bij voorbeeld: ‘het bestuderen van godsdiensten, wijsbegeerte en wetenschap’. Dat zou je een enorme kennis kunnen geven, maar het verzamelen van kennis is niet het doel. Door diep in een godsdienst of in een filosofie te graven, kun je komen tot een begrip van eenheid in al deze dingen, tot het weten dat ze in de kern allemaal aan hetzelfde raken. In de Kabbala zegt men het zo: ‘Als je vat wil krijgen op het onzichtbare moet je zo diep mogelijk doordringen in het zichtbare’. En Phil Bosman, een Nederlandse dichteres van vooral kleine gedichtjes en oneliners, zegt: ‘Als je de hemel wilt bestormen moet je een aanloop op aarde nemen’. Valentinus, een gnosticus uit het begin van de tweede eeuw na het begin van onze jaartelling zegt: Zelfkennis is Godskennis. Dat is geen intellectuele kennis, maar kennis van het hart. Met die zelfkennis wordt dan bedoeld het kennen van het eigen inwonende hoogste beginsel, het atomische gebied, waarin de mens één is met, of raakt aan, het leven zelf. Ofwel het Wereldhart. Belangrijk is je te realiseren dat onze fysieke hersenen gemaakt zijn om te functioneren in het ‘waakbewustzijn’ waar gewone intellectuele zaken langs gebaande wegen verlopen. Maar als we ons op het gebied van de esoterie gaan begeven, hebben we andere hersenpaden nodige en die zullen we eerst zelf, door oefening, moeten aanleggen. H.P. Blavatsky spreekt dan over het tot stand brengen van een andere orde in de kleine levens in de hersencellen. Ja, en dan komen we geleidelijk tot meditatie. Grofweg gezegd is meditatie bedoeld om een leegte of stilte in het denken te doen ontstaan. Een situatie waarin het lawaai van onze dagelijkse hersenactiviteit tot rust komt, tot harmonie komt, zodat als het uiterlijke oor niet zo overbelast is, het innerlijke oor de kans krijgt te luisteren te horen en te verstaan. Hiervoor zijn vele yoga- en meditatie oefeningen voorhanden. In de Theosofie kent men veel literatuur over deze dingen, die onder andere ingaan op de verschillende vormen van yoga en meditatie. Maar ook in het al eerder genoemde boek De Stem van de Stilte geeft H.P. Blavatsky op niet mis te verstane wijze aanwijzingen over hoe je in het leven moet staan, voor je die stem kunt horen. Ik citeer: ‘Teneinde kenner van al-zelf te worden moet gij eerst kenner zijn van het zelf. Om tot de kennis van dat zelf te komen moet gij het zelf aan het niet-zelf over geven, zijn aan niet-zijn.’ Ook in de Bhagavad Gita, een onderdeel van het Indiase epos de Mahabharata wordt hierover gesproken. Toch zijn er ook gevaren verbonden aan die pogingen om te luisteren De stem van het Wereldhart vervult je met liefde, een intense innerlijke blijheid, met een gevoel van eenheid met alles en allen de schepping tot volmaaktheid voeren naar een innerlijke stem. Zo lees je bijvoorbeeld in vers 35 van hoofdstuk vier van de Bhaghavad Gita dat het vaak gebeurt dat de leerling de roep van de ongezuiverde emoties of verlangens houdt voor de stem van de intuïtie. Wanneer weet je nu of het de stem van de stilte, of de roep van het Wereldhart is? Ik denk dat we wel een paar kwaliteiten kunnen benoemen. Die stem zal je vervullen met liefde, met een intense innerlijke blijheid, met een gevoel van eenheid met alles en allen. En zij zet je aan tot het grote werk. Want over ‘het werk’ hebben we het nog niet gehad. Werk ten behoeve van alle levende schepselen natuurlijk, wetend dat je een onderdeel van dat geheel bent. Maar ook werk voor en aan je zelf. Het werk dat noodzakelijk is als voorbereiding om die stem te kunnen horen. In deze opgave zitten veel valkuilen. Deze zijn prachtig verwoordt in het boekje Aan de voeten van de meester, het eerste werkje van Jiddhu Krishnamurti. Daarin waarschuwt hij om goed te kijken naar je eigen motivatie voordat je iets voor een ander doet. Doe je dat om op een voetstuk gezet te worden? Nu, daar kun je alleen maar vanaf vallen. Soms gebeurt het dat je door jouw goede daden de ander afhankelijk van je maakt, en daardoor zijn eigen zelfstandigheid opgeeft wat ook niet de bedoeling kan zijn. Allereerst zou je kunnen onderzoeken van waaruit deze drang om te helpen of goed te doen stamt. Komt die aandrang uit je ego, je ikje, of is het puur egoloos mededogen. Het lijkt gemakkelijk, maar wij zijn maar al te goed in staat onszelf hier behoorlijk mee voor de gek te houden. In deze korte voordracht heb ik in korte lijnen getracht aan te geven hoe je in jezelf een zuiver kanaal kunt ontwikkelen, dat je in staat stelt die roep van het Wereldhart te kunnen horen en verstaan en je tegelijk het vermogen geeft die te onderscheiden van zomaar iets wat voortkomt uit het eigen onderbewustzijn. Want onderscheidingsvermogen is de eerste stap op de weg hierheen. Natuurlijk zullen wij op onze weg vergissingen maken, we laten ons gemakkelijk op een zijpad brengen, en zijn vaak liever lui dan moe. Want het is een zaak van permanente alertheid, van onophoudelijk proberen de weg vrij te houden, zodat het contact ook gerealiseerd kan worden. Maar op den duur zullen wij voldoende geoefend zijn om te durven vertrouwen op ons innerlijke vermogen. Dan kunnen we onderscheid maken en vernemen wij met vreugde de roep van het wereldhart in ons. Pas dan zijn wij inzetbaar als instrument van datzelfde wereldhart. Want het is niet voldoende de roep te horen, maar we moeten er ook naar handelen om zodoende de mensheid en dus ook ons zelf, een leidraad te bieden om de schepping tot volmaaktheid te voeren