Sociaaldemocratie is een politieke stroming die een gereguleerde vorm van kapitalisme voorstaat, gecombineerd met een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid. Ze streeft naar een egalitaire samenleving en is sterk gericht op verbetering van de sociaaleconomische en maatschappelijke positie van de lage- en middenklasse.
Vanaf de Tweede Wereldoorlog is de sociaaldemocratie een van de dominante politieke stromingen in Nederland en Europa. Ze stond bijvoorbeeld aan de basis van de opbouw van de verzorgingstaat. Hierbij werd er vaak samengewerkt met christendemocratische partijen.
Beginselen
De sociaaldemocratie heeft, net als het socialisme en het communisme, haar wortels in het gedachtegoed van Karl Marx en Friedrich Engels. Anders dan communisten of socialisten pleitten sociaaldemocraten echter niet voor revolutie. De overgang van kapitalisme naar socialisme zou langs democratische weg en door gebruik van bestaande politieke structuren tot stand moeten komen. Sociaaldemocratische partijen namen dan ook deel aan de verkiezingen en namen zitting in het parlement.
De speerpunten van de sociaaldemocraten waren bestrijding van ongelijkheid en verbetering van de sociaaleconomische positie van arbeiders, het zogenaamde 'verheffingsideaal'. Ze maakten zich dan ook sterk voor invoering van het Algemeen Kiesrecht en sociale wetgeving. Daarnaast richtten zij zich op controle van de economie door de staat door middel van regulering.
Vanaf de Tweede Wereldoorlog richtten sociaaldemocratische partijen zich op het opzetten van een verzorgingsstaat gefinancierd uit (progressieve) belastingheffing. Door middel van herverdeling van welvaart wilden zij een meer egalitaire samenleving bewerkstelligen. Dit ging gepaard met een sterk geloof in de maakbare samenleving en qua economisch beleid het Keynesianisme, gestoeld op stimulatie van de economie door overheidsinvesteringen.
Historische ontwikkeling
In de laatste decennia van de negentiende eeuw ontstonden in heel Europa socialistische partijen. Vanuit een streven naar het versterken van de positie van arbeiders en het verbeteren van de leefomstandigheden van de lagere klassen. Binnen het socialisme vond een richtingenstrijd plaats. In West-Europa kregen parlementair en democratisch ingestelde sociaaldemocraten de overhand. Ondanks sterke uitbreiding van het kiesrecht werd de gewenste meerderheid echter niet behaald. Wel werd er een begin gemaakt met sociale wetgeving.
Na de Tweede Wereldoorlog maakte de sociaaldemocratie in veel Europese landen een bloeiperiode door. Zij stond aan de basis van de verzorgingsstaat. Ze presenteerde zich daarbij als 'Derde Weg' tussen het socialistische model van de Sovjet-Unie en het Westerse kapitalisme.
Na het einde van de Koude oorlog presenteerden sociaaldemocratie zich als tegenhanger van het opkomende neoliberalisme. Er werd met name op economisch gebied wel een liberalere koers ingezet. Zo werd de globalisering omarmd. In de jaren negentig leidde dit tot electoraal succes.
Bron PARLEMENT.com